Inhoud
Familienamen voor 1811
Tot 1811 hadden de mensen in Nederland geen vaste achternaam. Bij verwarring tussen personen kon je een naam achter de (voor)naam zetten, maar verplicht was het niet. Familienamen bestonden eigenlijk nog niet. Dit leverde verrassingen op toen ik op zoek ging naar mijn voorouders. Ergens rond 1700 verloor ik soms het spoor. Het leek wel of de familie niet meer bestond! Natuurlijk was ze er wel, er zijn altijd voorouders. ‘Ubuntu’ om het met Nelson Mandela te zeggen, ‘ik ben omdat wij zijn’.
De mensen van één familie herkende je vroeger aan hun voornamen. Eenzelfde set namen kwam binnen één familie telkens terug. Bijvoorbeeld in de familie Maas Jan en Hendrik, Trijntje en Grietje. Het ging volgens een vast systeem van vernoemingen. Voor de duidelijkheid voegde men soms een patroniem toe met de betekenis ‘zoon van’ of ‘dochter van’. Vanaf 1811 komt de gekozen achternaam vast te liggen als familienaam.
Stamboom
Een familiestamboom vertakt zich snel, niet in de tijd maar wel op papier. Binnen de kortste keren wemelt het van de namen. Ga maar na: van 2 ouders en 4 grootouders naar 8 overgrootouders en 16 over-overgrootouders; daarna telkens een verdubbeling van het aantal: 32, 64, 128 namen enz.
Ik heb onze stamboom opgezet met zowel de mannelijke als de vrouwelijke familieleden maar zonder broers en zusters.
Voor de overzichtelijkheid heb ik onze stamboom in vier stukken gehakt met als eerste generatie de vier grootouders: Lourens Nooij, Everdina Grondhuis, Wilhelmina Brouwer en Willem Maas. Bij 32 voorouders van een generatie ben ik gestopt. Ik was gekomen tot de 6e generatie vanaf de grootouders, in de tijd tot ca 1700. Veel namen heb ik genoteerd, maar veel meer bleven achterwege. Neem bijvoorbeeld de zes kinderen Nooij die leefden van ca. 1885 tot 1965. Van hen komt alleen Lourens in onze stamboom.
Voornamen
Vernoeming oudste twee
Het meest gebruikelijke systeem van vernoeming was als volgt:
het oudste kind werd vernoemd naar de familie van vaderskant, een zoon naar de grootvader, een dochter naar de grootmoeder. Het tweede kind kreeg dan de naam van een van de ouders van moeder. Als voorbeeld de vernoeming van mijn moeder en haar zuster. Tante Lena, het oudste kind, werd vernoemd naar Helena Groot, grootmoeder van vaderskant; onze moeder Gerda, het tweede kind, naar Grada Klunder, grootmoeder van moederskant.
Verdere vernoeming
De mensen kregen in het algemeen veel kinderen, er kon dus lustig worden vernoemd. Wanneer een kind stierf bij de geboorte of kort erna, was het gebruikelijk de naam opnieuw te geven aan een volgend kind. Het ging immers om de nagedachtenis van de voorouder die vernoemd werd. Onze manier van Ubuntu. Voor 3e, 4e enz. zoons en dochters werd meestal de naam van een oom of tante gekozen.
Ik ga de vernoeming na van mijn vader Gerard en zijn vijf broers. In volgorde van geboorte heetten ze Hendrikus, Jan, Willem, Gerardus en Klaas. De vernoeming van de broers ging als volgt:
Henk naar Hendrikus Brouwer – grootvader moederskant; Jan naar Jan Maas – grootvader vaderskant; Wil naar Willem Wieman – oom vaderskant; Gerard naar Gerrit Brouwer – oom moederskant; Klaas naar Klaasje Wieman – grootmoeder vaderskant.
De twee oudsten zijn in omgekeerde volgorde vernoemd naar eerst moeders en dan vaders familie. De verklaring is eenvoudig, zij waren niet het 1e en 2e, maar het 2e en 3e kind van het echtpaar Maas-Brouwer. Met het schrift van grootvader Maas erbij zie ik dat het klopt: op 16 mei 1901, schrijft Willem, ziet ‘onze eersteling het levenslicht. Wij waren dolgelukkig met dat kind’ en noemden hem Jan. ‘Het liep ons echter weer niet mee, het kind begon ras te sukkelen.’ Hij overleed 17 juni 1901.
Gerardus kreeg de roepnaam Gerard, waar hij blij mee was. Gerrit vond hij geen mooie naam. Vernoemd naar zijn grootvader Blom, was oom Gerrit het zwarte schaap in de familie Brouwer. Hij was getrouwd in ’s Hertogenbosch en leefde in Noord-Brabant. Zijn vrouw heette Maria Schalks, hij was koopman en zij ventster. In 1927 gingen ze op bezoek in een woonwagenkamp en kregen er ruzie. Er werd op ze geschoten en oom Gerrit was dood. De zigeuner-mythe om mijn knappe donkere vader Gerard berust op dit verhaal. Ook op zijn viool natuurlijk!
Opmerkelijk is nog de vernoeming van de jongste zoon naar z’n grootmoeder, Klaas en Klaasje. Na drie jongens verlangde moeder Mina al toen ze zwanger was van Gerard naar een meisje, bij de geboorte van Klaas nog heviger.
Achternamen
Om duidelijk te maken wie werd bedoeld, kon een tweede naam achter de voornaam worden gezet. Er waren vier soorten ‘achternamen’. De meest voorkomende was de vadersnaam of patroniem. Dan waren er ook namen met een beroep, een adres of een eigenschap.
Een voorbeeld van een patroniem uit de stamboom van Wilhelmina Brouwer:
Henrick Henricks (1625-1682) en zijn zoon Berent Henriks (1655-1713) gebruikten dit patroniem dat ‘zoon van Henrik’ betekent. Daarbij gebruikte Henrick soms de achternaam Moller en Berent die van Brouwer, twee beroepsnamen dus.
Dan een voorbeeld van een adresnaam: de twee generaties van den Berg uit Oostzaandam in de stamboom van Willem Maas: Niesje (1790-1853) en haar vader Cornelis (1762-?<1832). Welke berg zal bedoeld zijn geweest?
En een voorbeeld van een eigenschapsnaam: de famillie Groot uit de stamboom van Nooij. Deze boeren en veehouders leefden vele generaties in Wijdewormer, van onze overgrootmoeder Helena Nooij-Groot (1861-1923) tot vier generaties eerder Thomas Crelisse Tamis Groot (1714-1798). Allemaal forse mannen en vrouwen, neem ik aan.
Lourens Nooij
In een notendop
Lourens Nooij was mijn grootvader van moederskant. De schrijfwijze van zijn voornaam lag niet vast, Laurens of Lourens en van zijn achternaam evenmin, Nooij of Nooy. Ik schrijf Lourens Nooij.
Hij werd geboren in Wormer op 26 september 1888 als zoon van Cornelis Nooij en Helena Groot. Wormer is een van de oudste dorpen in de Zaanstreek[1]. Na de voorspoed van de Gouden Eeuw verarmde de streek.
Vader Cornelis had volgens de huwelijksakte van 5 mei 1886 als broodwinning een ‘boerenbedrijf’. Dat is een rekkelijk begrip, maar in dezelfde akte worden de vaders van bruid en bruidegom ‘veehouder’ genoemd. Het zal dus om koeien en melk zijn gegaan. Lourens was de tweede zoon. Ergens in 1891-92 verhuisde hij met ouders, broer en zusje naar Amsterdam. Hier had de familie een paar jaar een zuivelwinkeltje aan de Prinsengracht. Grootvader heeft het me nog zelf aangewezen in de jaren 60 van de vorige eeuw. Het huis vlakbij de hoek met de Haarlemmerstraat staat er niet meer. Kort na 1900 ging de zuivelhandel failliet.
De familie vertrok naar Purmerend, maar Lourens bleef achter in Amsterdam. Hij kreeg een kamer bij een hospita en maakte de ambachtsschool af, leerrichting smid. Daarna ging hij ook naar Purmerend waar hij zijn eerste baan kreeg als stoker op de gasfabriek. Hij leerde er zijn vrouw kennen, mijn grootmoeder Everdina Grondhuis die er een dienstje had. De twee trouwden toen Lourens werk vond als smid-bankwerker bij de Wessanen-fabrieken in Wormerveer. Ze verhuisden naar Krommenie en kregen een huis in de van Hogendorpstraat. Dat was in 1913.
Lourens werkte 46 jaar op de fabriek voor hij op z’n 63e met pensioen ging. Hij stierf in 1968, vier weken na zijn vrouw. Beiden werden 79 jaar oud.
voornaam
Lourens is vernoemd naar zijn grootvader van moederskant, Lourens Groot (1817–1896). Deze voorouder leefde zijn hele leven in Wormer, meer precies in Wijdewormer. Hij werd net als zijn kleinzoon 79 jaar! Aangezien families en dus hun stambomen zijn geordend langs de mannelijke lijn, verdwijnt een voornaam uit de familie van de moeder al na één vernoeming. De naam Lourens is er een voorbeeld van. De oudste zoon in de familie Nooij heette meestal Cornelis, ik tel er vier tussen 1767 en 1887. De laatste Cor of Kees is de oudste broer van Lourens, een jaar voor hem geboren in 1887.
achternaam
Lourens achternaam Nooij heb ik terug kunnen volgen tot 1660! Dat is voor onze familie uitzonderlijk lang. Een reden kan zijn dat de familie al die eeuwen vrijwel op dezelfde plaats heeft gewoond: Wormer, Wijdewormer en de buurgemeente Jisp. De mannen waren boer of landman, eerder landgebruiker dan landeigenaar. Barend Nooij die leefde van 1718 tot 1788 is misschien wel de welvarendste geweest, hij klom op tot kerkvoogd en meelmolenaar. Een generatie later was zijn zoon Cornelis (1766-1845) boer, maar in de overlijdensakte ‘gewoon’ arbeider. Hij was bankroet gegaan tijdens de veepest-epidemieën van 1769-1772.
De naam Nooij werd ook wel geschreven als Noij. Het betreft een patroniem of vadersnaam met de betekenis ‘zoon van Arnold’. Op het eerste gezicht lijkt deze herkomst niet waarschijnlijk, maar de korte vorm van Arnold is Nold. De naam Nold wordt door klankverschuiving Noud of Noid. Als de laatste letter wegvalt, blijft er Noi over. Of Nooij.
Everdina Grondhuis
In een notendop
Everdina Grondhuis was mijn grootmoeder van moederskant. De schrijfwijze van haar naam varieerde niet, maar niemand noemde haar ooit Everdina. Haar roepnaam was Dien. Ze werd geboren in dezelfde maand en hetzelfde jaar als grootvader Lourens, september 1888. Ze kwam niet zoals hij van een dorp, maar uit de stad.
Dien was trots op ‘haar’ Zwolle. Van grootvader Lourens heb ik nooit geweten dat hij uit Wormer kwam, alleen dat hij in Amsterdam had gewoond. Van grootmoeder Dien wist de hele familie dat ze een Zwolse was. Hanzestad Zwolle was de stad van de Blauwvingers[2], vertelde grootmoeder en liet haar mooie zilveren theelepeltjes zien, een handje met blauwe vingertjes. Ik heb er zo een geërfd.
Dien werkte als dienstmeid in Purmerend (zie ‘Dien en Multatuli’). Ze was niet de enige met een dienstje, haar moeder voor haar en al haar zusters dienden ook (zie ‘De vrouwen Grondhuis dienstbode’). Het was natuurlijk de armoede die haar daartoe dwong. Vader Hendrikus was maar ‘pakhuisknecht’ volgens de akten, preciezer ‘knecht in een wijnpakhuis’, de woorden van Dien. Via haar oudere zuster Mien kwam ze in Purmerend terecht. Mien trouwde daar met Willem Glandorf, je kunt wel zeggen boven haar stand, want Willem had een groentewinkel.
Na haar huwelijk kwam Dien in Krommenie te wonen in de van Hogendorpstraat naast de familie Vlind. Buurman was anarchist en vrijdenker, hij maakte haar bekend met de ‘Ideeën’ van Multatuli. Dien ging sparen voor een eigen huis. In 1932 verhuisde ze met Lourens en hun 2 dochters naar de Provinciale weg 55.
Dien en Lourens worden bijna even oud. Hun sterfdatums zijn 26 juli en 24 augustus 1968. Lourens heeft op de kop af 14 dagen langer geleefd dan Dien.
voornaam
Everdina is vernoemd naar haar grootmoeder van moederskant, Everdina Waanders (1807-1851). De voornaam van deze Everdina stond niet vast en luidde soms ook Everharda of zelfs Gerardina. Ze was geboren in Epe op de Veluwe.
Onze grootmoeder Dien was het achtste kind in het gezin Grondhuis. Toch werd ze niet naar een of andere tante vernoemd, maar naar haar grootmoeder. De verklaring is dat tien jaar eerder ook een Everdina Grondhuis was geboren. Die was na broertje Willem het tweede kind, maar beide kinderen stierven jong, resp. 1 en 6 jaar oud. Om de nagedachtenis aan de voorouder Everdina Waanders levend te houden, werd ze nog een keer vernoemd.
achternaam
De achternaam Grondhuis komt pas vanaf 1786 in de familie. Toen trouwde namelijk een Dina Arends ‘in het Grondhuis’ met Willem van Wolvenne. Tot die tijd is er dus geen familie of ‘stam’ Grondhuis. De mannelijke familieleden heetten Wolleveen of van Wolvenne/Wolfenne. Op het Wolleveen woonde ook Dina Arends Grondhuis uit een turfgraversfamilie[3]. Het is op de kaart niet meer te vinden, maar lag ergens in de buurt van Raalte. De naam zou ‘vijver in het veen’ kunnen beteken, ‘wol’ van ‘wou’, oud-Nederlands voor ‘vijver’. Ik vergelijk met de achternaam Steenhuis en stel me voor dat Dina’s huis een soort hol in de grond was. Hoogstens stak een armzalige plaggenhut net boven ’t veld uit, een grondhuis. De kinderen en kindskinderen van Willem en Dina krijgen allen de achternaam Grondhuis, een geslacht is geboren.
Grondhuis is dus een adresnaam.
Wilhelmina Brouwer
In een notendop
Wilhelmina Hendrika Brouwer is onze grootmoeder van vaderskant. We hebben haar helaas niet gekend. Ze stierf in 1932, jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Onze vader Gerard was toen 18 en zijzelf 54. Haar roepnaam was Mina. Het is grappig dat de zuster van grootmoeder Dien ook Wilhelmina heette, maar Mien werd genoemd. Waarom de een Mina en de ander Mien? Mien klinkt volkser en Mina eleganter, maar haar families Grondhuis en Brouwer behoorden tot de allerarmsten van ons land.
Grootmoeder Mina werd in 1878 in Zaandam geboren. Haar geboorteakte vermeldt: ‘in een ark nabij de Spoorbrug’. Die brug was de Hembrug[4]. Haar vader Hendrikus Brouwer was volgens dezelfde akte ‘kanaalwerker’. Op zoek naar werk was hij als jongeman langs de kust van Noord-Holland getrokken. Hij arriveerde in het dorp Petten en verleidde er de Schoorlse Meijnsje Blom[5]. Ik stel hem me voor als een knappe vent, zoiets als onze vader Gerard. Het stel trouwde in 1863. Tien jaar woonden ze in Petten, vijf van hun kinderen werden er geboren. Maar ineens waren ze weg, waarom? Ze trokken zuidwaarts, mee met het werk aan het Noordzeekanaal, van Camperduin naar Velsen, Spaarnwoude en Haarlemmerliede. Ze leefden in bittere armoede en kwamen tot stilstand in Zaandam.
Vijf keer werd er bij de Brouwers een Wilhelmina Hendrika geboren, twee keer in Petten, een keer Camperduin en twee keer Zaandam. Van deze vijf bleef alleen de laatste in leven. Triest maar waar: van de veertien kinderen die Hendrikus en Meijnsje in 20 jaar tijd kregen, haalden er slechts vier hun eerste verjaardag. Gelukkig voor ons wel onze Mina!
voornamen
Mina Maas-Brouwer is vernoemd naar haar grootmoeder van vaderskant, Willemina van der Linde. Deze leefde van 1816 tot 1849. In haar korte leven maakte ze met haar man Lambertus de ‘oversteek’ van Overijssel naar Noord-Holland. Ze kwamen terecht in Heemstede, waar Lambertus meewerkte aan de drooglegging van de Haarlemmermeer. Willemina overleed er in haar 33e jaar, in de overlijdensakte staat ‘aan de rand cruquius alhier’[6].
Mina’s tweede voornaam, Hendrika, was de belangrijkste mannennaam in de familie Brouwer, zie ‘achternaam’ hieronder. Een eerbetoon aan de hele familie Brouwer denkelijk.
achternaam
Voorvader Lambert Brouwer trouwde in 1721 voor de derde keer. De bruid heette Aeltien Brouwer. Lambert en Aeltien hadden dezelfde vader, Berent Henricks, die leefde van 1655 tot 1713. Hij was bierbrouwer, herbergier en molenaar op de Voorster molen te Eefde. Zijn achternaam was niet Brouwer maar Henricks, gelijk zijn voorvaderen. Als achternaam gaf hij Moller naar z’n beroep van molenaar. Lambert en Aeltien zijn de eersten met de familienaam Brouwer. Ze vestigden zich in het dorp Diepenveen[7].
De naam Brouwer is een beroepsnaam net als Molenaar/Moller. Net als voor de familie Grondhuis geldt dat na 1811 de achternaam verplicht werd en niet meer veranderde. Een handige wet voor mijn familieonderzoek!
Willem Maas
In een notendop
Willem Maas is onze grootvader van vaderskant. Hij was een geboren en getogen Zaandammer, meer nog, vierde generatie Maas in Zaandam. Verderop in de stamboom is een voorvader Jan Maas die in 1789 geboren werd in Amsterdam. Hij trouwde op 20 mei 1821 in Zaandam met de Zaanse Maartje Does. Ze waren geen jong bruidspaar, beiden in de dertig. En ze hadden al drie kinderen, die nu door Jan werden erkend. In de jaren erna werden nog drie kinderen geboren. Maar of Jan en Maartje ooit samenwoonden is onzeker, aangezien Maartje altijd ergens in dienst was. Toen ze in 1826 jong stierf, werden de kinderen afgestaan aan het weeshuis. De vier oudsten kwamen in de strafkolonie Veenhuizen terecht. Het is een droef verhaal van vreselijke armoede dat nog verteld moet worden.
Twee eeuwen lang woonde onze familie Maas in Zaandam en maakte deel uit van de geschiedenis van de Rode Zaan[8]. Langzamerhand werd de bitterste armoede verleden tijd. Maar ook begin 20e eeuw hadden de kinderrijke gezinnen het niet breed. Onze overgrootvader en grootvader werkten als losarbeider[9] in de haven. Grappig dat woord ‘losarbeider’ in z’n dubbele betekenis. Willem Maas was er trots op bootwerker te zijn. Als secretaris van bootwerkersvereniging Eensgezindheid en streed hij voor een betere toekomst. Zijn zoon, mijn vader Gerard Maas, ging in het verzet in de Tweede Wereldoorlog en bleef tot aan zijn dood communist.
voornaam
Willem is een veel voorkomende naam in de familie Maas, maar niet in de mannelijke lijn. De naam komt uit de familie van Willems moeder Klaasje Wieman. De eerste Willem die ik daar noteerde leefde van 1745 tot 1793. Hij werd ook wel Ernst Willem werd genoemd en na hem tel ik nog drie keer een Willem Wieman[10]. Bij de Mazen was Jan meestal de voornaam van de oudste zoon. Van 1750 tot 1920 zie ik er vier.
Ik denk dat onze grootvader Willem tevreden is geweest met zijn naam, want hij had een innige band met z’n moeder. Nog op haar sterfdag, 15 mei 1938, noteerde hij in zijn jaarschrift: vandaag ‘overleed mijn lieve, goeie Moeder’. Klaasje Wieman werd oud, 86 jaar!
achternaam
De achternaam Maas heeft mijn neef Bob Maas al terug gevolgd tot ca. 1680. Toen kwam een Christoffel Maas uit het Duitse Bochum naar Nederland. Hij vestigde zich in Vianen op de grens van Utrecht en Zuid-Holland. Dit weten we door een ‘schanddaad’ van deze voorvader, de diefstal van een stuk gereedschap. Hiervoor werd hij enige tijd aan de schandpaal genageld. Vervolgens zwierven verschillende leden van de familie Maas rond in Utrecht en Noord-Holland. Ze trokken van Vianen naar Lexmond en Leerdam en komen via Amsterdam in Zaandam terecht. Dat is begin 19e eeuw. Met het huwelijk van Jan en Maartje breekt de Zaandamse tijd van de familie Maas aan.
De naam Maas is een patroniem dat veel voorkomt in Duitsland en betekent ‘zoon van Thomas’.
[1]In 1280 wordt Wormer al genoemd. Aanvallen van Friezen en Westfriezen werden toen afgeslagen en de inwoners kregen vrijstelling van het betalen van tol. Dit belangrijke voorrecht werd verleend door Floris V, graaf van Holland en Zeeland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog probeerden 1400 soldaten van de Spaanse troepen Wormer en Jisp te veroveren. Ze werden door de Geuzen, vrijbuiters en inwoners van beide dorpen verpletterend verslagen. Dit gebeurde op 1e Pinksterdag 30 mei 1574.
[2] Een verklaring voor de term Blauwvinger, de bijnaam voor Zwollenaren geeft het volgende verhaal. In een ver verleden zou de arme stad Zwolle het klokkenspel van de kerktoren verkocht hebben aan de rijke stad Kampen voor veel te veel geld. De Kampenaren wilden wel betalen, mits zij mochten bepalen hoe het bedrag werd betaald. Ze betaalden met een berg stuivers, zodat de Zwollenaren dagenlang hun vingers blauw moesten tellen.
[3] https://www.genealogieonline.nl/stamboom-der-turfgravers/
[4] Rond 1875 werd bij de Zaandamse buurtschap Den Hem het Noordzeekanaal gegraven. Vervolgens werd er een spoorbrug over het nieuwe kanaal gebouwd. Deze Hembrug werd in 1878 in gebruik genomen tegelijk met de spoorlijn Zaandam-Amsterdam.
[5] In het dorp Petten bleven de polderwerkers net als overal geminacht uitschot. Ze woonden in holen en hutten buiten het dorp. De familie Blom daarentegen was een bekende Schoorlse familie. Een Cornelis Blom was in de 18e eeuw molenaar in de Harger polder en burgemeester van Schoorl!
[6] De Cruquius is het gemaal bij Heemstede dat is gebruikt bij de drooglegging. Lambertus was drooglegger zoals zijn zoon Hendrikus kanaalgraver. Polderwerker was verzamelnaam van alle kanaalgravers, dijkbouwers, droogleggers, kortom van alle grond- en handwerkers die hun krachten bij de aanleg van publieke werken aanwendden.’
[7] Diepenveen ligt ten noorden van Deventer. De naam komt van het Nedersaksische Diepenvene.
[8] In de tweede helft van de 19e eeuw verbreidde het socialisme zich in de Zaanstreek. De strijd voor betere werk- en leefomstandigheden sloeg aan bij de vele slecht betaalde arbeiders in de hout-, voedsel- en molenindustrie. De regio kreeg gaandeweg bekendheid kreeg als ‘de rode Zaan’. De Sociaal-Democratische Bond (SDB), van oud-predikant Ferdinand Domela Nieuwenhuis telde in 1886 liefst duizend Zaanse leden en was daarmee de grootste afdeling van het land.
https://www.canonvannederland.nl/nl/noord-holland/zaanstreek/rode-zaan
[9] Wiki 1 (beroep) iemand wiens taak is de lading uit een schepen of ander vervoersmiddelen te halen
2 iemand die geen vast werkverband heeft, maar steeds voor beperkte perioden wordt ingehuurd om werk te doen dat geen opleiding vereist
[10] Zie mijn artikel op Maasblog: Willem Wieman WZ