Wat ik wil vertellen over Gerda. Ze heeft heel veel liefde en veel vrolijkheid in deze wereld gebracht.
Ze was een hele lieve moeder, zo lief dat ik een tijd lang dacht: ik wil net zo worden als zij. Ik wilde net zo lief zijn, net zo mooi zijn. En we waren maatjes in de tijd dat ik nog alleen in huis was, op de middelbare school. We deden veel dingen samen, bijvoorbeeld samen een modetijdschrift bekijken en alles becommentariëren en het meeste vonden we tuttig, samen een puzzel maken, samen de stad in, samen koekjes bakken. En dat was zeer gezellig samen.
Nou kon ze ook zeggen, met haar eigenwijze Krommeniese humor: kinderen zijn hinderen…
Ze had oudes met zeer verschillende karakters, haar moeder: Everdina Grondhuis (naar wie ik vernoemd ben), een vrouw met bijzonder veel pit en moed, die ver weg van haar familie was gegaan en die zich had losgemaakt van het katholieke geloof. Gerda bewonderde haar moeder en hield heel veel van haar. Ze heeft m.i. ook last van haar gehad, omdat ze als sterke vrouw dingen aan haar dochter verbood. Gerda was zo’n zachtaardig mens dat ze niet in opstand kwam.
Gerda leek meer op haar vader: Laurens Nooij. Hij was een zeer zachtaardige man, met liefde en humor. Gerda vertelde graag over haar vader en moeder.
Gerda was lief en liefdevol voor Gerard, die haar direct na de oorlog ten huwelijk vroeg. Ze hebben 43 jaar samen gehad. 43 jaar van samen strijden voor een mooiere wereld.
Ze hielden innig veel van elkaar. Gerard was de prater en Gerda de luisteraar. Later in haar leven, zonder Gerard, praatte ze veel meer. Ze leefde enorm mee met wat er in de wereld gebeurde, was zeer betrokken.
Ze had één zus, Lena en ondanks dat het tussen de communist Gerard en de directeur Tinus niet zo boterde hield Gerda het contact met haar zuster altijd aan.
Ze had ook echt hechte vriendschappen: met Bets Poutsma vanuit haar kindertijd, met Els Bakker vanuit de tijd dat ze Ank en Frank kreeg, met Jo van Halm vanuit haar tijd in Rotterdam waar ze mij op de wereld zette.
Pas veel later heb ik me natuurlijk ook tegen haar afgezet. Haar kinderen waren alles voor haar en dat kon behoorlijk benauwend zijn. En ik zocht mijn eigen plek. Het was een moeilijke, pijnlijke tijd voor ons allebei.
Maar ze bleef liefdevol en open en we bleven in gesprek. En zo zie ik haar nog voor me toen ze al een beetje last had van de dementie, we hadden afgesproken op het Centraal Station van Amsterdam. Frank was jarig, ik kwam met de trein uit Rotterdam. We hadden afgesproken bij de bloemenstal. En daar stond ze, heel klein, met stok en tas, op me te wachten. Ze was altijd zo blij me te zien.
Wat ik nog leuk vind om te vertellen is dat Gerda gedichten voordroeg als er in de woongroep iemand was overleden. Ze vond dat altijd heel spannend, maar ze deed het wel.
En zo heb ik als dochter uiteindelijk haar leren kennen als heel pittig en moedig. Ondanks al haar onzekerheid deed ze die dingen.
Uiteindelijk, in haar dementie, hebben ik en Ank en Frank voor haar gezorgd. In het verpleeghuis heeft ze het eerst moeilijk gehad, maar werd ze ook liefdevol verzorgd door Irene Krak, door Sacha, door Angelica. En we hebben nog mooie, leuke, bijzondere momenten met haar gehad, want ook de laatste jaren was ze nog zeer lief, zeer eigenwijs, humorvol. Hield ze van zingen en een geintje en ze kon zo heerlijk lachen. En hield ze zeer veel van ons allen, haar kinderen en kleinkinderen: Ank, Frank en ik; Han, Ad, Sonja, Heleen en Willem, Bart, haar mooie, lieve achterkleinkind Joëlle, Rosa, Wanja en Eva, Midas.
Dank jullie allemaal dat je er bent.