Waarborg voor een grote strijd. Notities van Gerard Maas uit de oorlog.

Er zat een bijzonder document bij de nalatenschap van mijn vader Gerard: een notitieblok met persoonlijke aantekeningen van Gerard uit de tweede wereldoorlog. Om precies te zijn: aantekeningen die hij maakte vanaf 24-2-1942 tot dinsdag 10-8-1943. Dat was midden in een uitzichtloze periode van die oorlog toen de Duitsers aan hun daverende opmars bezig waren, pas in Rusland hun eerste nederlaag leden maar in West Europa nog niets te vrezen hadden.

Gerard had zich daarvoor, in de zomer van 1940, aangesloten bij het communistische verzet en had in 1941 de leiding van dat verzet in de Zaanstreek op zich genomen. Blijkbaar voelde hij de behoefte om zijn gedachten over de oorlog op papier te zetten maar hij moest daarbij als leidinggevende uitermate voorzichtig zijn want hij mocht zichzelf niet blootgeven voor het geval het notitieblok gevonden zou worden. Na zijn arrestatie op 25 augustus 1943, hij was net 30 jaar geworden, is het waarschijnlijk meegenomen en daarna bewaard door zijn broer Klaas. En pas 3 jaar geleden kwam het boven water uit de nalatenschap van mijn oom.

Over zijn persoonlijke wederwaardigheden in de oorlog heeft Gerard in 1970 zijn ‘Terdoodveroordeeld’ geschreven: gebaseerd op zijn herinneringen, en in de vorm gegoten van een sleutelroman. Het boek werd pas uitgegeven nadat het was gekuist door Paul de Groot, de erevoorzitter van de CPN. Het enerverende verhaal gaat voor een groot deel over zijn afschuwelijke geschiedenis van arrestatie, verhoren, kamp, proces, doodvonnis en dodencel. Het blijft heel dicht bij de feiten maar is toch ook een roman met gefingeerde namen. En hier en daar is wat weggelaten. Hier in deze aantekeningen evenwel komen we heel dichtbij zijn leven onder hoogspanning in de oorlogsjaren voor zijn arrestatie. De zes eerste vellen van het notitieblok zijn weggescheurd. Ik kan me voorstellen dat die beschreven waren met aantekeningen over de periode vóór februari 1942. Wellicht waren die te gevaarlijk voor hem en heeft hij ze vernietigd. We weten dat niet zeker. Duidelijk is wel dat hij neutraal wilde schrijven en niets schreef dat hem zou kunnen compromitteren met zijn verzetsactiviteiten als zijn aantekeningen gevonden zouden worden. Het eerste item van 24-2-1942 opent als volgt:

          “Inmiddels zijn er twee maanden van het jaar 1942 verstreken. Waarin de dramatiek van het wereldgebeuren zich steeds toespitst. De hele wereld is een oorlogsvlam. In het verre Oosten hebben de Japanners in deze afgelopen tijd enorme successen geboekt. Evenals in Europa heeft het ervan of hun tegenstanders, de geallieerden, lam geslagen zijn.(….)”

Zo ongeveer is de toon van veel van deze aantekeningen: hoogdravend en dramatisch. Er blijkt veel spanning uit. Maar er is vaak ook toch een sprankje hoop, al was het maar dat in alle ellende de wereldrevolutie gloorde. De notities gaan vooral over de oorlog, over het verloop daarvan en over de reacties van de Nederlandse bevolking. Maar in februari-maart 1942 gaat het ook over het weer:

           “We hebben een winterperiode achter ons, die unique voor het Hollandse klimaat is. Een 20°onder nul was het menige nacht, en 15°was zeker regel. Dat er onder de bevolking veel koude en ellende geleden wordt, spreekt vanzelf. In hoofdzaak geldt dit voor de armsten der armen in de steden. Een hongersnood heerst hier niet. Maar gebrek aan goed voedsel is er.” (aantekening 24-2-1942)

Meteen daarop schrijft Gerard over de zwarte handel, die welig tiert en het Hollandse volk dat nog te welgesteld is:

“Er is ook nog altijd een z.g. elite-arbeidersklasse die prijzen als ƒ9,- voor een pond vet, ƒ5,- voor een pond boter, tien gulden voor 1 fles slaolie, ƒ15,- voor een half pond koffiebonen betaald. Maar onder de brede lagen van het volk heerst een nijpend gebrek, waar ook deze stenge winter zijn deel aan heeft. Zo zit een groot deel van de bevolking zonder kolen. Als je dit nooit meegemaakt hebt, is dat een vreselijk iets, om bij een 15°vorst, ’s avonds in een koude kamer te zitten, waar het onder nul is.”

Op donderdag 5-3-1942 schrijft hij dat hij in het begin van de week dacht dat de koude over zou zijn. Het kwik steeg tot 6°boven nul. Alle mensen die geen kolen meer hadden, waren verheugd. Maar…..

“…..helaas, gisteren is de koude weer begonnen. Vannacht viel er weer een flink pak sneeuw, en nu, vanavond snerpt er weer een ijskoude Oostenwind. Ook in deze kamer, waar ik schrijf, brandt geen kachel. Ik zit met een das om, en het papier is koud. De huisgenoten hebben een toevlucht gezocht bij de buren, die nog kolen hebben”.

Na een paar korte aantekeningen over de oorlog (De Japanners hebben Singapore veroverd, de Sowjets zijn nog steeds in het offensief, de Duitsers zetten reserve-troepen in) eindigt Gerard in heel klein geschreven  lettertjes met:

 

“Nu is het te koud, ik ga naar bed”.

We komen uit deze aantekeningen niet zo heel veel te weten over Gerards persoonlijke leven. Hij woonde niet meer bij zijn vader en zijn jongere broer Klaas, zo heeft hij ons vroeger al wel verteld. Hij had een kamer bij een hospita, waar hij ook zijn typemachine had staan. Hierop schreef hij zijn artikelen voor de verzetskrant De Waarheid. Over de hospita en zijn huisgenoten schrijft hij verder niet, over zijn werk op het kantoor, het Rijksbureau voor Huiden en Leder, ook niet. Wel zijn er aantekeningen over zijn vriendin Betsie met wie hij op zondag 8 maart ’42 een wandeling maakte.

“Vrijdagmorgen stond de thermometer 10° onder nul. Vandaag stond dezelven 10° boven nul. Wel een temperatuur verandering. Inderdaad, vandaag heeft het voorjaaar z’n intrede gedaan. Het is met recht zo dat de sneeuw verdween, zienderogen, voor de warme gulle zon. Wij, d.w.z. Betsie en ik maakten een wandeling over de Westzanerdijk naar Nauerna, vandaar naar de watertoren, via Guispad, Zaandijk terug. Het was verrukkelijk, na al die barre kou, de ellende, de zon te voelen. Het bloed begon door de aderen te stromen. Je voelde een golf van energie door je heen gaan. De weg was een en al plas, de velden lagen te dampen, het was voorjaar geworden, het zong door je heen, het tuitte in je oren, en je hart klopte als van een zware verlossing en de energie zit in je polsaderen. Goed, goed, het was nodig dat de zon kwam, dat we energie voelden, want ………” (aantekening 8-3-1942).

En dan volgt niet een beschrijving van een zalige zoen- of vrijpartij maar een verhaal over de strijd in Europa waar

“…..samen 5 miljoen duitsers, italianen, oostenrijkers, hongaren, fransen, belgen enz. aangetreden [zijn] om als een geheel nieuw leger het bolsjewisme te vernietigen. (…) Deze komende zomer kan een geweldige schrede in de richting zijn, wat het lot van Europa in de toekomst zal zijn. Voor mij, en nog anderen, staat het vast, wat er komen zal.”

Wàt er dan komen zal, zegt Gerard niet. Maar zijn conclusie is: “Deze eerste voorjaarsdag is ons een waarborg voor een grote strijd” (aantekening 8-3-1942).

Betsie komt pas een jaar later nog één keer ter sprake. Op 19 maart 1943 eindigt de notitie, na uitvoerig de oorlogsgebeurtenissen de revue te hebben laten passeren, als volgt:

“Tenslotte even een persoonlijk nootje: de verhouding van mij met Betsie is enkele weken geleden verbroken. Ruim een jaar ben ik met haar geweest. Het is uitgelopen op de bekende nachtkaars. Ik heb het ook te druk. Iedere vezel van mij is gespannen. Ik zal hier niet verder over uitweiden. Wat wel gezegd moet worden is, dat ondanks de adembenemende periode, die ik thans met m’n hele-zijn beleef, ik toch nog verzeild ben geraakt in een nieuwe liefde. Een voorjaars-liefde voor een meisje van 18 jaar. Het is dwaas, maar toch is het zo…..” (aantekening 19-3-1943; de taalfoutjes zijn van Gerard evenals de laatste ………).

Heerlijk en niet echt rechtlijnig communistisch om midden in de oorlog, terwijl iedere vezel gespannen is en een half jaar voor zijn arrestatie nog dwaas te kunnen zijn. Maar het is wel erg jammer dat we over zowel Betsie als dit 18 jarig meisje verder niets meer te weten komen.

Gerard lijkt helemaal in beslag genomen te zijn door de oorlogsgebeurtenissen. Van zijn verzetswerk is in deze notities niets te vinden. Maar dat hij onder spanning leefde, wordt wel duidelijk. In een notitie van 24 maart 1942 stelt Gerard de vraag aan het papier:

“Kan er werkelijk nog sprake zijn van een Duitse overwinning? Met enorm veel spanning wacht men af….”

Die spanning, bij bijna elke notitie wordt hij wel genoemd. Spanning bij Gerard maar ook

 “door het gehele leven der brave burgers. (…); men ziet het op de mopperende gezichten, die in lange rijen voor de levensmiddelenwinkels dagelijks drommen, men hoort het in de gesprekken in de trein, op kantoor en bij vrienden.” (aantekening 5 april 1942).

Steeds beschrijft Gerard vooral de oorlogsgebeurtenissen, het offensief van de Duitsers in Rusland, de stroom van arbeiders uit Nederland naar de oorlogsindustrie in Duitsland. “Elke dag, elk uur, kan de grote slag beginnen”, schrijft hij op 28-4-42.

En in Holland

 

               “….leeft de angst. Angst voor honger, angst voor het bestaan als mens, angst, opkroppende angst voor de toekomst. (…) De maatregelen volgen zich in de laatste dagen snel op. In Amsterdam zijn alle joden vanaf 6 jaar met een gele ster ter grootte van 1 ½ dm getekend. In de ster staat het woord “jood”.” (aantekening donderdag 7-5-1942).

Op 29 mei bericht Gerard over de Duitse offensieven in Rusland en Noord-Afrika. Hij noemt Engelse berichtgeving  “…dat men een invasie op het vasteland van Europa aan het voorbereiden is” en eindigt zijn relaas met:

“De lucht trilt van enorme spanningen”. (aantekening 29-5-1942)

Die invasie blijft hem en velen met hem bezig houden.

“We wachten op het tweede front in Europa. Er zijn momenten dat de spanning ondragelijk is, dan is men zichzelf niet. Maar wanneer de Engelse troepen in West-Europa zullen landen, blijft tot heden een vraagteken, ofschoon de tekenen erop wijzen dat de zekerheid van dit tweede front absoluut is.” (aantekening 10-8-1942).

De notities lijken bedoeld te zijn om de gebeurtenissen bij te houden, zijn gedachten te ordenen en misschien ook wel om die spanningen een beetje weg te nemen. Hij heeft het nodig te schrijven:

“Ik had gemeend om tactische redenen deze aantekeningen te moeten wegdoen maar ik kan het gewoon niet laten. Want in de weken die achter ons liggen zijn weer enorme dingen gebeurt.” (aantekening 13-11-1942)

Die dingen betreffen het offensief van de geallieerden in Noord-Afrika, de strijd bij Stalingrad, de bezetting door de Duitsers van het zuiden van Frankrijk en de geruchten dat nog eens 80.000 arbeiders naar Duitsland moeten vertrekken.

De spanning is er steeds. In 1942 kan hij nog schrijven:

“Te midden van alle downstemmingen en oorlogsmisères ben ik wat men noemt optimist. De verwerkelijking van het 2defront heeft mij nog niet losgelaten. Bovendien stijgt de rijpheid der massaas met de dag voor grote dingen”. (aantekening 20-10-1942)

Maar een maand later is er van dat optimisme geen sprake meer. Uithongering van de bevolking, de vernietiging van de Joden, uitzending van arbeiders naar Duitsland, ter dood brengen van 15 verzetsmensen uit Deventer en de “enorme spanning” over de krijgsverrichtingen in Rusland , dat zijn allemaal zaken “die de geest van het Hollandse volk afstompen en angstwekkend maken” (aantekening 27-11-1942).

Op 16-12-1942 schrijft Gerard dat hij een nieuw jaar verwacht “van verschrikkingen” waarin het lot van Europa bezegeld zal worden. In alle ellende ziet hij toch ook een “kiem voor een nieuw fris geluid” geboren worden en “dit geeft ons energie en kracht en doet ons de gebeurtenissen bewust en duidelijk zien”. (aantekening 16-12-1942). Hij meldt dat hij 14 dagen het ziekenhuis in moet voor een operatie aan een breuk, een liesbreuk zoals hij ons later vertelde.

Ook in het nieuwe jaar 1943 schrijft hij over de “angst en spanning onder de mensen” (aantekening 19 januari). Ik heb de indruk dat het voor hem in deze periode bijna niet vol te houden is. Hij schrijft over “een tekort aan tijd die ik voor de meest elementaire dingen heb” (aantekening 19-3-1943).

En op zaterdag 1 mei 1943, in een tijd van opvlammend protest en stakingen tegen het oproepen van gewezen Nederlandse soldaten voor krijgsgevangenschap, schrijft hij: “Met vlugschriften wordt de bevolking opgeroepen a.s. maandag de algemene werkstaking in te voeren. (….) Ik heb het druk. Te druk”.  Die algemene staking kwam er niet. Daarvoor was de repressie door de Duitse overheid te groot. Wel waren er in het land en in geringere mate ook in de Zaanstreek stakingen maar die werden de kop ingedrukt. Gerard schreef en typte vlugschriften en riep op tot deze stakingen (bron: Zaanwiki). Er werd na de stakingen o.a. in Krommenie door de Duitsers standrecht toegepast. Vier arbeiders werden geëxecuteerd. (P.J. Bouman, De april-mei stakingen van 1943, Den Haag 1950. P 180)

Met een enkele opmerking en tussen de regels door laat Gerard blijken dat hij onder grote druk stond. Omdat hij bij het Rijksbureau voor Huiden en Leder werkte, hoefde hij niet naar Duitsland om daar te werken. Veel andere mannen moesten dat wel.

“In Nederland worden de Nazi-maatregelen steeds scherper. Iedere dag worden er razzia’s gehouden. De Ned. kerels leven als opgejaagd wild.”

Aldus een van de laatste opmerkingen van 10-8-1943 in het notitieblok. En leefde hij ook niet zó, opgejaagd door angst en spanning en door het illegale werk. Deze aantekening dateert van twee weken voor zijn arrestatie door de SD bij de aanlegsteiger van de Zaandamse boot achter het Centraal Station in Amsterdam.

Terwijl we in deze notities dus niet zo heel veel te weten komen over Gerards persoonlijke leven en niets over zijn verzetsactiviteiten, vertelt hij iedere keer weer veel over het verloop van de oorlog. Hij lijkt goed ingelicht te zijn en heel verschillende bronnen te gebruiken: Nederlandse en Duitse kranten en radio, redevoeringen van Hitler, Goebbels en Goering, waarschijnlijk ook de BBC en radio Oranje en wellicht ook berichten die via de leiding van de CPN tot hem kwamen. Hij bespreekt die bronnen verder nergens. Misschien omdat ook dit compromitterend zou zijn, mocht het notitieblok gevonden worden.

Aanvankelijk overheersen de berichten over de militaire successen van Japan en Duitsland. Op 8 maart 1942 schrijft Gerard:

“In Rusland boeken de Sowjets nog steeds successen. Zij zijn nog altijd in de aanval. Nu komt de grote vraag, wanneer en hoe zullen de duitsers de aanval overnemen. (…) Deze komende zomer kan een geweldige schrede in de richting zijn, wat het lot van Europa in de toekomst zal zijn. Voor mij, en nog anderen, staat het vast, wat er komen zal.”

Wat er dan precies komen zal zijn, zegt Gerard natuurlijk niet, dat zou zijn politieke kleur verraden. Als ik voor hem mag invullen, zou ik zeggen: dan komt de proletarische revolutie en vervolgens het socialisme. Dat perspectief gaf hem hoop in deze donkere tijden. Een “waarborg voor een grote strijd”, dat was het voor hem.

Uit de verhalen, die hij ons vertelde, weten we dat Gerard voor de oorlog al geïnteresseerd was in de politiek. Maar de CPN wees hij een tijd lang af want de communisten stonden bij de 1 mei optocht van de SDAP op de Dam van Zaandam te roepen: “Sociaal-fascisten!”. Dat vond hij te sectarisch. De SDAP, de partij van zijn vader, vond hij daarentegen te gezapig. Hij was links-socialistisch georiënteerd maar ook nog zoekende en bezocht, zo vertelde hij mij een keer, bijeenkomsten van de vrijdenkers.

Gerard was voor de oorlog geïnteresseerd in nog veel meer zaken. Hij had maar één jaar ULO gevolgd maar ging naar de bibliotheek om te lezen over van alles en nog wat maar zeker ook, naar hij mij vertelde, over psychologie en over filosofie. Hij las ook romans, bezocht concerten en speelde toneel. Maar vooral was hij naast zijn werk bezig met zijn viool. Dat was zijn grootste passie. Dagelijks speelde hij een uur en in het weekend meerdere uren. Hij ging ook naar vioolles. Naast al deze activiteiten trok de politiek aan hem. Hij volgde de dreigende opmars van het fascisme in de jaren ‘30. Hij vertelde ons daar later over dat hij erg gefascineerd was door het optreden van de communist Dimitrov in het Rijksdagbrandproces. De dreiging van het fascisme en nationaal-socialisme kleurde zijn leven. Hij vertelde me dat hij ervan overtuigd was dat Nederland in de oorlog betrokken zou worden.

Toen dat eenmaal gebeurd was, werd Gerard in de zomer van 1940 door een vriend betrokken bij het illegale werk van de CPN en vervolgens ook lid van die partij. In 1941 kreeg hij de leiding over de illegale CPN in de Zaanstreek. De oorlogsjaren zouden hem veranderen en vormen. Geen vioolspel meer maar politiek slokte al zijn vrije tijd op. Het nam hem helemaal in beslag en zette zijn leven onder hoogspanning. In de oorlog werd hij communist. Stalin en het rode leger werden zijn helden.

In 1942 was hij nog niet zo zeker van de afloop. “De wereld wankelt, Europa kraakt en siddert in z’n wrakke bouwsels”, heet het op 20 mei 1942. Hij geeft een overzicht van de belangrijke partijen. Hitler en Stalin komen langs en zeggen beiden dat ze de oorlog gaan winnen. Winston Churchill spreekt de verwachting uit dat 1942 beslissend zal zijn. Koningin Wilhelmina, de enige keer dat ze genoemd wordt:

“zei moed te houden en vertrouwen in Gods wil te stellen.

Haar minister Albarda, sociaal-demokraat en meegevlucht naar Londen, komt er bij Gerard niet zo goed van af.

“Albarda sentimenteelde na een gedragen-goedmoedig ‘Morgenrood’ op een kerkorgel dat na deze vloek der mensheid “een betere tijd zou aanbreken” (aantekening 20-5-1942).

Gerard wil zich hier radicaler uitspreken (maar verliest zich in een merkwaardige hoogdravendheid):

“Och, velen hebben reeds in deze enorme periode hun hart gelucht. Maar waar de meesten niet over gesproken hebben is, dat de mensheid voor een maatschappelijk bouwwerk is komen te staan wat niet anders als met vele geforceerde hulpmiddelen, ten koste van Jan Proletariaat, op te lappen zal zijn. (….) In elk geval is het geval ‘mens en maatschappij’ nu tot een hoogtepunt van merkwaardigheid gekomen. Want nog gaan millioenen, geleid door schaamteloze leugens, het bloedbad tegemoet voor eer en geweten. Nog verdommen deze millioenen het, dat gebaar te maken, wat radicaal aan deze kapitalistische periode een einde zal maken. Terwijl het vaststaat dat imperialisme en roofoorlog net zo lang zal duren totdat dit alles-vernietigende en tot volledige ondergang dreigende gebaar tot werkelijkheid is gekomen. Immers “op de puinhopen”…. “ (Aantekening 20-5-1942)

Gerard gelooft niet in een vloek der mensheid maar gebruikt toch nog niet het gangbare communistische jargon. Wat er “op de puinhopen” moet komen, vertelt hij niet.

Op 29 juni 1942 maakt een notitie melding van een verdrag tussen Rusland en Engeland waarin vastgelegd is dat er een tweede front in Europa in 1942 zou moeten komen. Dit tweede front, de hoop en verwachting daarvan, beheerst daarna de notities.

“Maar wanneer de Engelse troepen in West-Europa zullen landen blijft tot heden een vraagteken, ofschoon de tekenen erop wijzen dat de zekerheid van dit tweede front absoluut is.” (aantekening 10-8-42)

Volgens Gerard zijn er in Holland heel wat Duitse militairen samengetrokken en in Noord-Holland “volgens gegevens 2 divisies”. Onder de bevolking heerst onrust over het uitblijven van het tweede front èn over de naderende winter, die veel ellende met zich mee zal brengen. Men wenst nu een oplossing van de oorlog en Gerard verwacht “dat wij de volgende maand er midden in zullen zitten” (10-8-‘42).

Het front blijft echter uit. “In ieder geval hebben de Engelsen hun doel bereikt dat deze oorlog ook ….. een zenuwoorlog is.” (31-8-1942). Maar op 3-10-1942 schrijft Gerard:

“In de mensen heerst een bittere teleurstelling jegens de Engelse oorlogvoering. Ook de Engelsen schijnen een militaire politiek hunner regering niet te kunnen verheerlijken, want de oppositie jegens de militaire aspiraties groeit steeds. Van die groei hangt het 2defront af.”

Het front komt er niet en Gerards aandacht gaat in deze tijd steeds sterker uit naar de strijd in Rusland. Daar woedt een enorme veldslag om Stalingrad. De strijd om deze stad wordt in zijn notities het eerst genoemd in september 1942 en duurt in de aantekeningen van Gerard tot januari 1943, waar hij spreekt van een “debacle, die de Duitsers bij Stalingrad geleden hebben”. De Sowjets gaan daarna door met een winteroffensief, terwijl het offensief van de geallieerden in de laatste maanden van 1942 in Noord-Afrika volgens Gerard “een sof” was. Hij denkt dat

“nu ook de bevolking inziet dat de strijd in N. Afrika een parade, een propaganda-oorlog is voor beide partijen”. (aantekening 13-1-1943)

Voor Gerard (en voor vele anderen in de oorlog) werden de rode legers de helden, terwijl de geallieerden, Engeland en Amerika, teleurstellend weinig activiteiten ontplooiden.

In de notities is veel plaats voor de ellende van de Nederlandse bevolking. Dreigende honger en kou, de uitzending van veel arbeiders naar Duitsland, de afstomping en de angst hebben een afschuwelijk effect en er is meer:

“Als ik ’s avonds door de stad ga, dan valt de doodse uitgemergeldheid op me. Dan zie ik de leeggekochte warenhuizen, die ’s avonds allen met sombere luiken afgedekt zijn. (…) Dit zijn allemaal misères en voor de mensen die nog door andere dingen geteisterd worden naargeestige zorgen. Die andere dingen betrekken ook steeds meer lieden in hun oorlogsklauwen. Daar zijn de uitzendingen van tienduizenden arbeiders naar Duitsland met God weet wat voor bestemming. Daar zijn ook de gruwelen der weggevoerde joden. Waar niemand van weet wat er met hen gebeurd. Vóór December moet Holland “Joden-rein” zijn. En Himmler heeft een afzichtelijk bevel uitgevaardigd dat alle Joden die dit jaar naar Polen zijn vervoerd, dit zijn ook de Hollandse Joden, vernietigd moeten worden. De gehele samenleving toont zich nu in zijn meest barbaarse gedaante.” (aantekening27-11-1942)

In 1943 is er weer alle aandacht voor de oorlogshandelingen. Daarin is in Rusland een kentering gekomen. De Duitsers worden door het Rode Leger teruggedreven. In Duitsland wordt door Goebbels de totale oorlog afgekondigd. Het Rode Leger is “als een wervelwind, d.w.z. onstuimig en vastberaden”. Daartegenover staat dat “thans” meer en meer bevestigd wordt dat

“…..de bedoeling der Engels-Amerikaanse regeringen de imperialistische oorlogstactiek is. Zij laten Duitsland vechten, en zien toe hoe deze strijd zich ontwikkelt om zo aanstonds hun grote slag te slaan. Dit is wel zeer beknopt uitgedrukt, maar het zijn in ’t kort de feiten. (…) Al moet gezegd worden dat het overgrote gedeelte der massa, voornamelijk in Holland, nog altijd illusies stelt in de juiste politiek der geallieerden. De oorlog die door de geallieerden gevoerd wordt lijkt echter veel op een demonstratief schijngevecht.” (aantekening19-3-1943)

Voor Gerard hebben de Engelsen en Amerikanen afgedaan. Het 2efront komt er niet en in Noord-Afrika blijven de fronten stabiel. Hij ziet ook een mogelijkheid van vrede tussen de Engelsen en de Duitsers. Niet met het Hitler regime omdat dit “voor de Engelsen ten overstaan van hun bevolking een onmogelijkheid” is:

“Mij rijst de vraag wat er zal gebeuren als de fascistische regering in D’land ten val zou worden gebracht en een militaire dictatuur in gevoerd zou worden. Dan zou het onmogelijke, mogelijk worden en zou het ideaal der wereldimperialisten verwezenlijkt worden om hun vijand no. 1, de Sowjet-Unie gezamenlijk aan te vallen. (…) De grote factor speelt in dit proces de arbeidersklasse. En de vraag dringt dan wat de arbeidersklasse, die thans een zeer harde leerschool doormaakt zal doen. Per slot van rekening beleven we een wereld-revolutie” (aantekening 19-3-1943)

Blijkbaar raakte hij in de oorlog overtuigd van het oude communistische schema dat de oorlog en de toenemende ellende en chaos de sociale revolutie tot gevolg zullen hebben. In Holland is volgens hem door de Duitsers de totale oorlog ingevoerd en wordt de gehele bevolking hierin betrokken. “De Ned. bevolking wordt naar de ondergang gevoerd, zonder dat zij tot nu toe daartegen in verzet komt.” (aantekening 19-3-43)

Een maand later, eind april 1943, werd de Duitse maatregel bekendgemaakt dat alle gewezen Nederlandse soldaten zich moesten melden voor de krijgsgevangenschap.

“Een heftige beroering maakte zich van de mensen meester. De volgende dag braken er in verschillende delen van het land stakingen uit. Maar deze stakingen waren niet algemeen. Men weifelde overal, er was een duidelijk merkbaar gebrek aan leiding. Met vlugschriften wordt de bevolking opgeroepen a.s. maandag de algemene staking in te voeren. (….) Een golf van revolutie vaart door het land”. (aantekening 1-5-1943)

Die revolutie komt er niet, de april/mei stakingen worden hard onderdrukt. Het verzet wordt gebroken. Hierdoor en door nieuwe maatregelen van de Duitsers (de ‘Arbeitseinsatz’ en de eis dat alle radiotoestellen ingeleverd moeten worden) ontstaat een verbitterde stemming in Nederland.

De hoop ligt steeds meer bij de Sowjets. “Zij nemen alle maatregelen die nodig zijn voor een vernietiging van de laatste phase van het kapitalisme, het fascisme”. Een variant op een bekend boekje van Lenin: ‘Het imperialisme als laatste stadium van het kapitalisme’. Zou Gerard dit gelezen hebben? En dan gaat het verder

“De vorige week werd bekend gemaakt, dat de Komintern opgeheven is. De vertegenwoordigers der Komintern (Dimitrov) verklaarden met deze opheffing dat thans alle belemmeringen voor een gemeenschappelijke strijd der arbeiders tegen het fascisme uit de weg geruimd zijn. (……) De doelstellingen van de C.P. in alle landen blijft onveranderd en wordt door de nationale strijd verstevigd.” (aantekening 28-5-1943)

Nu trad er met die opheffing van de Komintern zeker een verandering op in de politiek van de CPN (en in die van andere communistische partijen). Het maakte de weg vrij voor het doorbreken van het politieke isolement van de partij. Communisten konden in de afzonderlijke landen aansluiting vinden bij andersdenkenden in de nationale strijd. Maar Gerard lijkt dat niet zo te zien. Voor hem blijven de doelstellingen van de CP dezelfde.

Op 4 juli 1943 schrijft hij over “een hopeloze chaos”. Vele jongens worden naar Duitsland gesleept, krijgsgevangenen melden zich toch, de restanten Joden worden weggevoerd. Maar:

“Wat wel van belang is op te merken, is het feit, dat het Nederlandse volk, hetwelk voor de oorlog uiteenviel in zovele onvruchtbare sektes door de omstandigheden tot een eenheid groeit (…) Wat niet wegneemt, dat nog de meeste Nederlanders slechts in de psychose leven van hun eigen hachje te redden. Maar we zijn nog niet aan het eind….. er komen nog vele dagen waarin veel voor het Ned. volk te leren valt. Eerlijk gezegd heeft het Ned. volk deze lessen ook hard nodig.” (aantekening 4-7-1943)

En in zijn laatste aantekeningen zet Gerard zich sterk af tegen de geallieerden. Hij vaart nu wel heel sterk een communistische koers.

“Nog altijd hebben Engeland-Amerika het tweede front niet gevestigd. Nazi-Duitsland is zo goed als verslagen, het wachten is nog op de genadeslag. Het enigste wat de Anglo-Am. legerleidingen deden waren afzichtelijke bombardementen op de Duitse steden. Hamburg moet zo goed als plat zijn. De sabotage van de Anglo-Am. imperialisten is de volkeren duidelijk geworden. En toch zullen zij één dezer dagen komen om de “zege” te behalen voor de bankklieken in Londen en New York. Maar de volkeren in Europa hebben wel wat geleerd in deze jaren. Een storm zal nog over Europa gaan…..wellicht de overwinning van het proletariaat” (aantekening 10-8-1943)

 

Twee weken later wordt hij gearresteerd.

 

 

 

 

 

Dit bericht delen

Reacties zijn gesloten.